Ad Hoc Vraag over verblijfsvergunning op basis van een kinderbeschermingsmaatregel
In Nederland geldt een speciaal beleid voor kinderen uit derde landen, gebaseerd op een ondertoezichtstelling die wordt opgelegd door de jeugdrechter. De Nederlandse autoriteiten hebben deze ad hoc vraag gelanceerd, omdat zij willen weten of er in andere lidstaten in zo'n geval ook een verblijfsvergunning wordt afgeleverd.
Achtergrond:
In Nederland kan de jeugdrechtbank overgaan tot een ondertoezichtstelling indien de ontwikkeling van een kind in gevaar is en de geboden hulp niet langer volstaat of wordt geweigerd door de ouders.
Deze ondertoezichtstelling geeft minderjarige vreemdelingen in Nederland recht op een verblijfsvergunning (bvb. een verblijfsvergunning op humanitaire gronden) indien ze niet reeds over een verblijfsrecht beschikken (bvb. op basis van asiel of gezinshereniging).
De Nederlandse Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) lanceerde deze ad-hoc query om te achterhalen of er in de andere Lidstaten een soortgelijke kinderbeschermingsmaatregel bestaat, of deze maatregel toegang geeft tot een verblijfsrecht, en indien ja, wat de voorwaarden zijn voor dit verblijfsrecht.
Respondenten:
Niet minder dan 21 lidstaten, waaronder België, hebben de ad hoc vraag beantwoord.
Bevindingen:
Enkele bevindingen:
- In ongeveer de helft van de lidstaten die hebben geantwoord, voorziet de wet in een gelijkaardige kinderbeschermingsmaatregel.
- In België is er geen specifieke verblijfsprocedure gelinkt aan de kinderbeschermingsmaatregel. De Dienst Vreemdelingenzaken is niet gebonden aan een ondertoezichtstelling.
- Indien in Duitsland de opvang in het land van terugkeer niet als adequaat wordt bevonden, zal de verblijfsstatus op een case-by-case basis worden beoordeeld, waarbij speciale aandacht zal gaan naar Artikel 5 van Richtlijn 2008/115/EG (non-refoulement, hoger belang van het kind, familieleven en gezondheid).
Meer informatie vindt u in bovenstaande compilatie van antwoorden.