Het arrest van het Hof van Justitie in de zaak C-1/23 PPU | Afrin heeft een aanzienlijke impact op aanvragen voor gezinshereniging

Volgens het Hof van Justitie van de EU verzet het recht van de Europese Unie zich tegen nationale wetgeving die, zonder uitzondering, vereist dat een aanvraag voor gezinshereniging persoonlijk wordt ingediend bij een bevoegde diplomatieke post.

Op 25 augustus 2022 erkende de Belgische overheid de heer Y als vluchteling in België. In september 2022 heeft de advocaat van mevrouw X en haar kinderen - via e-mail en brief - namens hen een verzoek tot toegang en verblijf met het oog op gezinshereniging ingediend, zodat zij zich bij meneer Y in België konden voegen. Op 29 september 2022 antwoordde de Dienst Vreemdelingenzaken dat het volgens de Belgische wet niet mogelijk was om via e-mail een aanvraag tot toegang en verblijf met het oog op gezinshereniging in te dienen en nodigde zij mevrouw X en haar kinderen uit om contact op te nemen met de bevoegde Belgische ambassade.

Op 9 november 2022 hebben mevrouw X, de heer Y en hun kinderen een vordering ingesteld tegen de Belgische Staat bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel om hun aanvraag tot gezinshereniging te laten registreren. In dat verband voerden zij aan dat, aangezien het voor mevrouw X en haar kinderen niet mogelijk was om naar een bevoegde Belgische diplomatieke post te reizen, een bij de Dienst Vreemdelingenzaken ingediende aanvraag krachtens het Unierecht moest worden aanvaard. Die rechter vroeg het Hof van Justitie of het EU-recht zich verzet tegen een regeling als de Belgische wet in kwestie.

In zijn arrest van vandaag merkt het Hof allereerst op dat het essentieel is dat de lidstaten blijk geven van de nodige flexibiliteit om de betrokkenen in staat te stellen hun aanvraag voor gezinshereniging tijdig in te dienen, door de indiening van die aanvraag te vergemakkelijken en door waarbij met name het gebruik van communicatiemiddelen op afstand is toegestaan.

Wat de bijzondere situatie van vluchtelingen betreft, voegt het Hof hieraan toe dat het ontbreken van enige flexibiliteit van de kant van de betrokken lidstaat het onmogelijk kan maken om de gestelde termijnen na te leven. Bijgevolg zou de gezinshereniging van de betrokken personen kunnen worden onderworpen aan extra voorwaarden die moeilijker te vervullen zijn, en dus in strijd zijn met de doelstelling van de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging om bijzondere aandacht te schenken aan de situatie van vluchtelingen.

Het Hof stelt vast dat door de vereiste om bij de indiening van een verzoek tot hereniging in persoon te verschijnen, zonder rekening te houden met de specifieke situatie waarin de gezinsleden van de gezinshereniger zich bevinden, gezinshereniging in de praktijk onmogelijk wordt. Een dergelijke wet, toegepast zonder de nodige flexibiliteit, ondermijnt het doel van het EU-recht en berooft het van zijn doeltreffendheid.

De rechtbank wijst er in dit verband op dat de procedure voor het aanvragen van gezinshereniging in fasen verloopt. Bijgevolg kunnen de lidstaten vragen dat de gezinsleden van de gezinshereniger in een later stadium persoonlijk verschijnen, met name om de familiebanden en de identiteit van de betrokken personen te controleren.

Voor meer informatie, lees het persbericht van het Hof van Justitie van de EU en andere documenten.

Publicatiedatum: di 18 apr 2023
Geografie:
Trefwoorden:
Hoofdthema:
Soort nieuws: