Ad Hoc Vraag over praktijken en uitdagingen bij het identificeren van slachtoffers van foltering en mishandeling in de context van internationale en tijdelijke bescherming

Deze ad hoc vraag focust op de vroegtijdige opsporing en identificatie van vermoedelijke slachtoffers van foltering of andere vormen van onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in internationale en tijdelijke beschermingsprocedures. Het verzamelt onder meer informatie van EMN-lidstaten over de begeleiding en opleiding die beschikbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten, over verwijzingen naar medisch-juridische beoordelingen en het gebruik van medisch-juridische documentatie, alsook over uitdagingen en goede praktijken op dit gebied.

Achtergrond:

De ad hoc vraag vormt de basis voor de binnenkort te publiceren Inform "Practices and challenges in identifying victims of torture and ill-treatment in the context of international and temporary protections", die een aanvulling vormt op de bevindingen van het in maart 2023 gepubliceerde mapping report van het Asielagentschap van de Europese Unie  (EUAA) over de behoeften van slachtoffers van foltering en andere vormen van onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. In het verslag wordt informatie gevraagd over de begeleiding en opleiding op het gebied van vroegtijdige opsporing en identificatie van vermoedelijke slachtoffers van foltering of andere vormen van onmenselijke of vernederende behandeling in internationale beschermingsprocedures, de procedurele waarborgen en richtsnoeren waarover de bevoegde asielautoriteiten beschikken bij het opvragen en in aanmerking nemen van medisch-juridische documentatie als onderdeel van het bewijsmateriaal bij het nemen van een beslissing over een verzoek om internationale bescherming en de bestaande praktijken om slachtoffers van foltering en/of mishandeling te identificeren onder personen die tijdelijke bescherming genieten.

Respondenten:

In totaal reageerden 27 landen op deze ad-hoc vraag (inclusief BE).

Bevindingen:

Uit een voorlopige analyse van de resultaten van de ad hoc vraag blijkt het volgende:

  • Wat betreft begeleiding en opleiding inzake de identificatie en opsporing van slachtoffers van foltering en/of mishandeling: Bevoegde autoriteiten krijgen voornamelijk opleiding via algemene nationale opleidingsprogramma's (ook in BE). Geen enkel EMN-land heeft melding gemaakt van een specifieke nationale opleiding, maar enkele landen organiseren specifieke op zichzelf staande opleidingssessies over relevante thematische kwesties (FI, IE, LU, PL, SE). Bovendien vertrouwen de meeste EMN-lidstaten op opleiding en begeleiding die wordt georganiseerd door de EUAA, niet-gouvernementele en internationale organisaties. De bevoegde autoriteiten hebben toegang tot verschillende schriftelijke richtsnoeren waarin de nationale procedures voor het uitvoeren van kwetsbaarheidsbeoordelingen worden beschreven. Alleen in FR en SE zijn er schriftelijke richtsnoeren die specifiek betrekking hebben op de opsporing en identificatie van slachtoffers van foltering en/of mishandeling in asielprocedures.
  • Met betrekking tot de criteria voor het aanvragen van medisch-juridische documentatie voor asielaanvragen: De meeste EMN-lidstaten hebben geen vaste criteria voor het aanvragen van medisch-juridische documentatie, maar dit wordt per geval vastgesteld door de caseworker of de aanvrager. In de meeste landen zal de maatschappelijk werker om medisch-juridische documentatie vragen als er onvoldoende bewijs is om beweringen over foltering of mishandeling te staven. In andere landen doet hij/zij dit wanneer er tijdens het asielinterview tekenen van foltering of mishandeling worden vastgesteld (AT, BE, BG, CY, EE, HR, IT, LV, MT) of wanneer dit wordt aanbevolen door de opvangautoriteiten die het gezondheidsonderzoek uitvoeren. In sommige landen kunnen asielzoekers dit verzoek zelf indienen. In de meeste landen zijn er geen vaste criteria voor de medisch-juridische documentatie waarmee rekening moet worden gehouden bij asielaanvragen.
  • Op het gebied van begeleiding en opleiding inzake medisch-juridische documentatie in asielprocedures: De meeste vertrouwen op begeleiding van EU-, internationale en niet-gouvernementele actoren. Nationale opleiding en begeleiding maken doorgaans deel uit van dezelfde brede nationale programma's voor het opsporen en identificeren van slachtoffers van foltering of mishandeling. In BE bevatten de richtsnoeren voor kwetsbaarheidsonderzoeken die worden gebruikt om slachtoffers van foltering op te sporen en te identificeren, ook informatie over het in aanmerking nemen van medisch-juridische documentatie.

De lidstaten van het EMN rapporteerden ook over uitdagingen en goede praktijken.

Voor de meeste lidstaten van het EMN is een belangrijke uitdaging de aarzeling van slachtoffers om aangifte te doen wegens angst, schaamte of psychische gevolgen van dergelijk geweld. Een andere uitdaging is de beoordeling van de geloofwaardigheid van beweringen over foltering (met inbegrip van BE). Het bevorderen van nauwe samenwerking, het betrekken van verschillende belanghebbenden en het stimuleren van flexibele processen en informatie-uitwisseling werden als goede praktijken gerapporteerd.

Een vraag was specifiek gewijd aan de praktijken in het kader van tijdelijke bescherming.  De meeste lidstaten van het EMN hebben geen formele procedures ingesteld om slachtoffers van foltering en/of mishandeling te identificeren en op te sporen, noch om zelfrapportage aan te moedigen (met inbegrip van BE). Niettemin hebben enkele EMN-landen protocollen en gespecialiseerde centra voor medische zorg op maat ingevoerd (EL, IE, LU, NL). Enkele landen moedigen zelfrapportage aan via hotlines en bewustmakingspamfletten (El, FR, IT).

Lees voor meer informatie de compilatie van antwoorden in de bijlage hierboven.

Publication Date:
vr 13 okt 2023
Geografie:
Hoofdthema:
Publicatietype:
Opdrachtgever:
Trefwoorden: